Het metronetwerk in Santiago werkt prima. De treinen rijden op luchtbanden. Dat dempt enorm het geluid en het rijdt comformtabel. Het gaat snel en gemiddeld iedere 8 minuten komt er een trein. In het spitsuur is het jezelf het treinstel in persen, anders kom je nergens. Soms moet je een volgende trein proberen, want dan lukt ook het naar binnen duwen niet.
Stel je voor. De ruimte is zo goed als leeg. Bijvoorbeeld een metrowagon. Je stapt in en omdat je maar een paar stations verderop wilt, besluit je te blijven staan. Bij een volgend station stappen er twee mensen in. Plek zat om ergens anders te gaan staan of zitten, maar ze gaan ongeveer om A4 afstand naast je staan. Schuif jij een mter op, ze schuiven precies ook met je mee.
In een wachtruimte exact hetzelfde. Plek zat, maar iemand gaat echt precies naast je zitten.
Als je kleding uitzoekt dat aan een rek hangt kan het zomaar gebeuren dat je een hand voelt die toevallig ook net dit rijtje shirts wilt bekijken.
Chilenen raken elkaar heel gemakkelijk aan. Dat doen ze overigens niet met opzet, dat gebeurt gewoon. Je voelt in de bus een vrouw in slaap vallen en jawel, haar hoofd blijft rusten op jouw schouder. Een hand die de jouwe raakt als je je in de metro probeert overeind te houden aan een stang boven je.